Gepubliceerd in Trouw 21-09-2022
Kinderopvang is dé grote probleemoplosser, concludeer ik op basis van het regeerakkoord. Naast een positieve bijdrage aan de cognitieve, sociaal-emotionele én motorische ontwikkeling van het kind, bevordert het de arbeidsparticipatie van vrouwen en vermindert het de kansenongelijkheid. Volgens de branchevereniging Kinderopvang is het zelfs het antwoord op de vergrijzing. Toch is het nobele plan om kinderopvang in 2025 gratis te maken onrealistisch, aangezien de branche de verwachte groei niet aan kan.
In de praktijk is kinderopvang een schaars goed geworden. Een groeiend aantal ouders worstelt met contractopzeggingen en wachtlijsten. Steeds vaker belanden aanstaande ouders in een jaren-vijftigachtige toestand, waarbij een zwangerschap een carrièrepauze betekent. Mijn negenjarige dochter behoort tot haar grote vreugde ineens tot de oudste lichting van de buitenschoolse opvang, omdat alle contracten van groep zeven zijn opgezegd. Groep zes volgt in de loop van het jaar. Hiermee komt een einde aan de zogenoemde sluitingscarrousel, die bestond uit het wekelijkse verzoek je kind af te melden, anders deed de opvang het.
Tekort
Volgens het Informatie Centrum Kinderopvang bestaat het huidig tekort uit 4.000 medewerkers. Naar verwachting zal dit tekort oplopen tot 32.000 in 2025. Een deel van de personeelsproblemen in de kinderopvang is te verklaren door de krappe arbeidsmarkt. Een bijkomende oorzaak blijft wat onderbelicht. Ik noem dit het Schipholsyndroom, wat staat voor bedrijven die eerst prat gaan op de mogelijkheid om hun mensen zo snel mogelijk te kunnen lozen, om vervolgens verbijsterd toe te kijken als die mensen uit zichzelf weg gaan.
Al jaren verbaas ik mij over het merkwaardige personeelsbeleid in de kinderopvang, waarin arbeid gelijk staat aan kosten. Het ontlopen van vaste contracten is actief beleid bij veel kinderopvangorganisaties. Voor de regiomanager van de opvang van mijn kinderen was het begrip flexibele schil het antwoord op alles. Tot voor kort was het standaard om een medewerker na een jaar te laten gaan, met de verzachtende woorden dat ze het na drie maanden gerust weer kon proberen. Het aantal medewerkers dat ik na deze knipperlichtconstructies heb zien vertrekken, is groot.
De huidige opvangproblemen vragen om een heroriëntering binnen kinderopvangorganisaties. Sowieso heb ik mij het afgelopen jaren afgevraagd hoe het kan dat een organisatie die haar kerntaak nauwelijks aan kan, onverstoorbaar door gaat met geruststellende mails over het suikervrije crèchebeleid of de participatie bij de gemeentelijke Sinterklaasintocht. Zelfs de inspiratiethema’s blijven komen. Wist ik bijvoorbeeld dat je heel leuke dingen kunt maken van lege Wc-rollen en dat een wandeling door de binnenstad vol ontdekkingen zit? Het is vast toeval, maar meestal komt zo’n bericht op de dag dat mijn kind onverwachts geen opvang heeft en ik het bakken van cupcakes combineer met mijn werk.
Winstmaximalisatie
Ook de brancheorganisatie van de kinderopvang maakt zich zorgen. De brandbrief is afgelopen jaar al verzonden en inmiddels netjes afgehandeld door het ministerie. Net als in andere sectoren verwachten beleidsmakers veel van het verlagen van de regeldruk. Medewerkers verleiden om meer te werken, is ook een speerpunt, net als het verlagen van de toelatingseisen van het personeel. Op z’n best lijken mij dit maatregelen in de categorie je moet wat.
Met een actieplan arbeidstekorten redden we het niet. Zowel medewerkers als geldstromen verdwijnen in hoog tempo. Hoewel de salarissen in de kinderopvang laag zijn, gaat er veel geld in om en dat weten beleggers. Slechts 20 procent van de kinderopvangorganisaties is een stichting. Bij veel opvangbedrijven is winstmaximalisatie het hoofddoel: het zo snel mogelijk onder de peuterbilletjes vandaan trekken van geld, opgehoest door ouders en overheid. Dit maakt het stellen van grenzen aan de winst noodzakelijk. Het plan voor gratis kinderopvang in 2025 mist een realistische uitwerking. Het indammen van de verwachte explosie in de vraag naar opvang is onvermijdelijk. De overheid ontkomt niet aan de ondankbare taak om financiële en organisatorische voorwaarden te stellen aan de toegezegde zak met geld.