Gepubliceerd in Het Onderwijsblad december 2022
In de strijd tegen kansenongelijkheid valt het begrip driejarige brugklas steeds vaker. Latere selectie voorkomt dat leerlingen te vroeg op een te laag niveau terecht komen, wat in de praktijk neerkomt op het verhogen van kansen voor kinderen zonder pushende ouders. De intentie is prijzenswaardig. Toch loopt het, ondanks subsidie van het ministerie van OCW, nog geen storm in de brede brugklas. De categoriale gymnasia floreren daarentegen als nooit te voren. Dit verschil tussen wens en werkelijkheid maakt een pijnpunt in het onderwijs zichtbaar: de brede brugklas botst met de behoefte aan kleinschalig onderwijs.
De brede brugklas sluit perfect aan bij het idee van een scholengemeenschap. Leerlingen uit alle geledingen van de maatschappij komen hier bij elkaar en is er voor iedereen een passend niveau. De massa van een scholengemeenschap is zowel onderscheidend als problematisch. Enerzijds heb je een groot leerlingaantal nodig om de verschillende niveaus levendig en betaalbaar te houden. Anderzijds associëren veel ouders en leerlingen de instellingen met viercijferige leerlingnummers en tijdrovend gependel tussen locaties. De angst voor de scholengemeenschap zit diep. Als docent op het gymnasium heb ik mij vaak afgevraagd waarom twaalfjarigen en hun ouders liever avondenlang het Griekse alfabet door akkeren dan dat ze overstappen naar het atheneum. Het antwoord is steevast hetzelfde: het kind/ouder wil absoluut niet naar die andere school.
Hoewel het de vraag is of de aversie voor de scholengemeenschap terecht is, geeft het een duidelijke behoefte weer. Ouders zien hun onbevangen bruggertje het liefst op een overzichtelijke, kleine school en het verbaast mij dat met dit essentiële gevoel zo weinig wordt gedaan. Communicatieafdelingen van scholenkoepels weten het al lang. Ik ben nog nooit op een school geweest, die haar grootschaligheid inzet in het wervingspraatje voor kinderen uit groep acht. Kleine scholen werven met hun leerlingaantal, grote scholen nooit. Treffend was de ergernis van eindexamenleerling Amelie toen ze uit het Parool vernam dat de rector van haar school weg ging, waarna ze zich realiseerde dat ze de beste man nooit had gezien. Grote scholen hebben managers en de vraag is wat de leerling daar aan heeft.
Kwaliteit en kleinschaligheid zijn de kernwoorden van de gymnasiale aantrekkingskracht en het is vreemd dat deze begrippen nauwelijks terug komen in het advies van de Onderwijsraad voor de brede brugklas. Desondanks is de Onderwijsraad vol vertrouwen: scholen moeten gewoon alle kinderen flexibel onderwijs op maat geven met de juiste extra begeleiding en de zaak is gefikst. Het codewoord is differentiëren. Differentiëren is de Heilige Graal van het onderwijs en docenten die de utopische verwachtingen van het concept temperen moeten sterk in hun schoenen staan. Voor je het weet zit je weer op een cursus te prutsen met gele stickertjes.
Natuurlijk zijn er talloze voorbeelden van mooie, gedifferentieerde lesreeksen, maar toenemende niveauverschillen tussen leerlingen bemoeilijkt inhoudelijke overdracht. Differentiëren werkt beter als de verschillen tussen leerlingen behapbaar zijn, want zelfs flexibiliteit heeft zijn grenzen. Al het wensdenken ten spijt: in de praktijk bestaat differentiëren voor de cognitief sterke leerling vooral uit het zelfstandig doorwerken van de lesstof in de studieruimte. En juist dan doet het er toe dat de schoolbibliothecaresse in ieder geval de naam van je kind weet. De brede brugklas is het meest kansrijk in een kleinschalige omgeving.